Over het recht op compensatie in gevallen waarin de wachttijd van 104 weken bij arbeidsongeschiktheid voor 1 juli 2015 is verstreken, maar de arbeidsovereenkomst na die datum is beëindigd, wordt door de rechtbanken verschillend geoordeeld. Volgens de rechtbank Den Haag is in die gevallen aan de voorwaarden voor het recht op compensatie voldaan. De compensatie kan niet hoger zijn dan de betaalde transitievergoeding en bedraagt niet meer dan het bedrag aan transitievergoeding dat verschuldigd zou zijn bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst op de dag na het verstrijken van de reguliere termijn van het opzegverbod wegens ziekte. Anders dan het UWV stelt, heeft volgens de rechtbank het feit dat het reguliere opzegverbod wegens ziekte is geëindigd voor 1 juli 2015 niet tot gevolg dat de werkgever geen recht heeft op compensatie.

De rechtbank

De rechtbank Overijssel is een andere opvatting toegedaan. De rechtbank acht niet aannemelijk dat de wetgever ook bij de beëindiging van reeds lang slapende dienstverbanden de compensatieregeling heeft willen toepassen. Dat volgt volgens de rechtbank uit de beperking van de terugwerkende kracht van het recht op compensatie tot 1 juli 2015. De rechtbank meent dat uit het Xella-arrest van de Hoge Raad volgt, dat een werkgever in beginsel alleen gehouden is een slapend dienstverband te beëindigen als hij aanspraak kan maken op compensatie van de transitievergoeding. In de door de rechtbank beoordeelde situaties was dat niet het geval.

 

Bron: Rechtbank Overijssel | jurisprudentie | ECLINLRBOVE2022428, AWB 21/489 en 21/490 | 10-02-2022

Meer weten over wat we allemaal doen?

Plan een afspraak met één van onze specialisten.